De Gentse schrijfster Christine D'haen studeerde Germaanse filologie aan de Universiteit Gent. Na een verblijf aan de universiteiten van Amsterdam en Edinburgh was ze een aantal jaar actief in het onderwijs. Van 1970 tot 1982 inventariseerde ze in opdracht van het Letterenhuis het Guido Gezelle-archief. Naast haar baan bij het Gezelle-archief was ze ook privé erg begaan met het werk van Guido Gezelle. Zo vertaalde ze 30 van zijn gedichten naar het Engels in de bundel The Evening and the Rose. In 1987 publiceerde ze de dichtersbiografie De wonde in 't hert. 

In 1948 debuteerde ze met het verhalend gedicht Abailard en Heloys in het tijdschrift Dietsche Warande en Belfort. In 1951 verscheen Gedichten bij Snoeck-Ducaju en later volgden nog tal van andere bundels en een bloemlezing met gedichten rond het thema 'vrouw'. 

Het oeuvre van Christine D'haens bevat ook een aantal autobiografische prozapublicaties. Die publicaties werden in 2004 verzameld in Uitgespaard zelfportret. 

Christine D'haen was ook lid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. In 1990 bood de Universiteit Gent haar een eredoctoraat aan. Haar werk werd bekroond met tal van prijzen zoals, de eerste Arkprijs van het Vrije woord, de Anna Bijnsprijs en de Grote Prijs der Nederlandse Letteren.