Standaard Boekhandel gebruikt cookies en gelijkaardige technologieën om de website goed te laten werken en je een betere surfervaring te bezorgen.
Hieronder kan je kiezen welke cookies je wilt inschakelen:
Technische en functionele cookies
Deze cookies zijn essentieel om de website goed te laten functioneren, en laten je toe om bijvoorbeeld in te loggen. Je kan deze cookies niet uitschakelen.
Analytische cookies
Deze cookies verzamelen anonieme informatie over het gebruik van onze website. Op die manier kunnen we de website beter afstemmen op de behoeften van de gebruikers.
Marketingcookies
Deze cookies delen je gedrag op onze website met externe partijen, zodat je op externe platformen relevantere advertenties van Standaard Boekhandel te zien krijgt.
Je kan maximaal 250 producten tegelijk aan je winkelmandje toevoegen. Verwijdere enkele producten uit je winkelmandje, of splits je bestelling op in meerdere bestellingen.
The Khoesan were the first people in Africa to undergo the rigors of European colonization. By the early nineteenth century, they had largely been brought under colonial rule, dispossessed of their land and stock, and forced to work as laborers for farmers of European descent. Nevertheless, a portion of them were able to regain a degree of freedom and maintain their independence by taking refuge in the mission stations of the Western and Eastern Cape, most notably in the Kat River valley. Through petitions, speeches at meetings, letters to the newspapers and correspondence between themselves, the Cape Khoesan articulated a continuous critique of the oppressions of colonialism, always stressing the need for equality before the law, as well as their opposition to attempts to limit their freedom of movement through vagrancy legislation and related measures. This was accompanied by a well-grounded distrust of the British settlers in the Eastern Cape and a concomitant hope, rarely realized, in the benevolence of the British government in London. Comprising 98 texts, These Oppressions Won't Cease - was an utterance expressed by Willem Uithaalder, commander of Khoe rebel forces in the war of 1850-53 - contains the essential documents of Khoesan political thought in the nineteenth century.