Standaard Boekhandel gebruikt cookies en gelijkaardige technologieën om de website goed te laten werken en je een betere surfervaring te bezorgen.
Hieronder kan je kiezen welke cookies je wilt inschakelen:
Technische en functionele cookies
Deze cookies zijn essentieel om de website goed te laten functioneren, en laten je toe om bijvoorbeeld in te loggen. Je kan deze cookies niet uitschakelen.
Analytische cookies
Deze cookies verzamelen anonieme informatie over het gebruik van onze website. Op die manier kunnen we de website beter afstemmen op de behoeften van de gebruikers.
Marketingcookies
Deze cookies delen je gedrag op onze website met externe partijen, zodat je op externe platformen relevantere advertenties van Standaard Boekhandel te zien krijgt.
Je kan maximaal 250 producten tegelijk aan je winkelmandje toevoegen. Verwijdere enkele producten uit je winkelmandje, of splits je bestelling op in meerdere bestellingen.
Waar ligt de grens tussen werkelijkheid en verbeelding? Tussen realiteit en fictie? Waar ligt de grens tussen werkelijkheid en verbeelding? Tussen realiteit en fictie? In dit boek vertelt Koen PH Romeijn het verhaal van Gian Posthumus. Een verhaal dat verdacht veel lijkt op zijn eigen levensverhaal.
Gian Posthumus is het zat. Hij is op. Klaar met ploeteren. Klaar met alles. Werk, familie, vrienden. Buiten zijn toenemende hallucinaties heeft hij niets meer. Geen enkele verplichting.
Geen bemoeienissen. Slechts zijn bezoekjes aan de psycholoog dwingen hem de wereld buiten zijn appartement te moeten trotseren. Dat en zijn opstandige zoon Kato die hem sporadisch komt opzoeken.
‘Ik staar naar boven. Zoekend naar verlichting. Het wolkendek, immer grijs en dreigend, lijkt daar speciaal voor mij te hangen. Fanatiek alle naburige depressies verzamelend, om ze straks in een onmenselijke bui over me uit te storten.
Daar reken ik stiekem al op. Alsof ik de vuilnisbelt ben waar al die ellende vanzelfsprekend thuishoort. Roerloos wacht ik af, terwijl het leven aan mij voorbijtrekt. Alles gaat door. Niets staat stil. Niemand, behalve de betekenisloze man in het bos. De man aan deze kant. Die hier niet hoort. Verdomme. Ik had het me toch anders voorgesteld…’