Standaard Boekhandel gebruikt cookies en gelijkaardige technologieën om de website goed te laten werken en je een betere surfervaring te bezorgen.
Hieronder kan je kiezen welke cookies je wilt inschakelen:
Technische en functionele cookies
Deze cookies zijn essentieel om de website goed te laten functioneren, en laten je toe om bijvoorbeeld in te loggen. Je kan deze cookies niet uitschakelen.
Analytische cookies
Deze cookies verzamelen anonieme informatie over het gebruik van onze website. Op die manier kunnen we de website beter afstemmen op de behoeften van de gebruikers.
Marketingcookies
Deze cookies delen je gedrag op onze website met externe partijen, zodat je op externe platformen relevantere advertenties van Standaard Boekhandel te zien krijgt.
Je kan maximaal 250 producten tegelijk aan je winkelmandje toevoegen. Verwijdere enkele producten uit je winkelmandje, of splits je bestelling op in meerdere bestellingen.
On the morning of August 5, 1984, four of the greatest marathoners of all time lined up for one of the most important and long-awaited races in history. By then, they had dominated their competition for at least five years, upending a century’s worth of preconceived notions of what marathoners could do. By decade’s end, they had lowered the world record a total of 13 minutes, won 27 major marathon titles, and swept every Olympic and World Championship held in the 1980s. And, in their careers, only once did all four—American Joan Benoit, Norwegians Grete Waitz and Ingrid Kristiansen, and Portugal’s Rosa Mota—square off in the same race: at the 1984 Los Angeles Olympics, in the first-ever Women’s Olympic Marathon.
Such was their talent that Benoit, the world record holder, entered the race as the underdog. She’d had knee surgery in April, and no one, least of all Benoit herself, was certain she could hold up for 26 miles against her three rivals. Waitz, the former world record holder, was the favorite—she had destroyed the field at the 1983 World Championships and had never lost a marathon she had finished. Kristiansen, who had beaten Waitz twice in the summer of 1984 (albeit at shorter distances), was considered the fastest woman in the race: she held world records at 5,000m and 10,000m, and would break Benoit’s marathon record in 1985. Mota had beaten Kristiansen at the 1982 European marathon championships, and was already earning a reputation for raising her level in the biggest races.
This is their story, and the story of the first women’s Olympic Marathon.