Standaard Boekhandel gebruikt cookies en gelijkaardige technologieën om de website goed te laten werken en je een betere surfervaring te bezorgen.
Hieronder kan je kiezen welke cookies je wilt inschakelen:
Technische en functionele cookies
Deze cookies zijn essentieel om de website goed te laten functioneren, en laten je toe om bijvoorbeeld in te loggen. Je kan deze cookies niet uitschakelen.
Analytische cookies
Deze cookies verzamelen anonieme informatie over het gebruik van onze website. Op die manier kunnen we de website beter afstemmen op de behoeften van de gebruikers.
Marketingcookies
Deze cookies delen je gedrag op onze website met externe partijen, zodat je op externe platformen relevantere advertenties van Standaard Boekhandel te zien krijgt.
Je kan maximaal 250 producten tegelijk aan je winkelmandje toevoegen. Verwijdere enkele producten uit je winkelmandje, of splits je bestelling op in meerdere bestellingen.
In Hopheisa, in regen en wind (narrenlied uit Driekoningen avond: Toen ik een kleine jongen was, hopheisa, in regen en wind), vertelt de nu 79-jarige Fabricius over zijn kindertijd op Java, in Nederland, in Parijs. De jeugd van een zondagskind, dat de halve wereld zag en er een overstelpende rijkdom aan herinneringen van overhield die voor altijd de lust tot reizen in hem wekte - geen wonder dat hij de globetrotter onder onze schrijvers werd. Hij deed al vroeg een kennis van mensen en zaken op waarmee de latere romancier zijn voordeel zou doen. Wij horen over zijn vader, de in zijn tijd zo succesvolle toneelschrijver Jan Fabricius, een markante figuur in onze aan dramatische talenten zo schaarse letteren, en over diens ouders, brave Drentse mensen die het Maleis van hun driejarg kleinzoontje niet konden verstaan. Over nog vele anderen, zoals Oom Piet, de hartstochtelijke visser en over Tante Grietje, die de kleine Johan voor de gevangenis waarschuwde. Over meester Adams, die ook al z'n best deed om hem voor de afgrond te bewaren. Over een even ouder zusje, Marietje, die hem haar hoge denkbeelden over het zuivere ridderschap probeerde bij te brengen. Over Sientje, die zo pracht over moorden kon vertellen.
Dit alles levendig opgeroepen met de humor die men van Fabricius kent.