Standaard Boekhandel gebruikt cookies en gelijkaardige technologieën om de website goed te laten werken en je een betere surfervaring te bezorgen.
Hieronder kan je kiezen welke cookies je wilt inschakelen:
Technische en functionele cookies
Deze cookies zijn essentieel om de website goed te laten functioneren, en laten je toe om bijvoorbeeld in te loggen. Je kan deze cookies niet uitschakelen.
Analytische cookies
Deze cookies verzamelen anonieme informatie over het gebruik van onze website. Op die manier kunnen we de website beter afstemmen op de behoeften van de gebruikers.
Marketingcookies
Deze cookies delen je gedrag op onze website met externe partijen, zodat je op externe platformen relevantere advertenties van Standaard Boekhandel te zien krijgt.
Je kan maximaal 250 producten tegelijk aan je winkelmandje toevoegen. Verwijdere enkele producten uit je winkelmandje, of splits je bestelling op in meerdere bestellingen.
In an era of rising nationalism and geopolitical instability, Megan Fernandes’s Good Boys offers a complex portrait of messy feminist rage, negotiations with race and travel, and existential dread in the Anthropocene. The collection follows a restless, nervy, cosmically abandoned speaker failing at the aspirational markers of adulthood as she flips from city to city, from enchantment to disgust, always reemerging—just barely—on the trains and bridges and bar stools of New York City. A child of the Indian Ocean diaspora, Fernandes enacts the humor and devastation of what it means to exist as a body of contradictions. Her interpretations are muddied. Her feminism is accusatory, messy. Her homelands are theoretical and rootless. The poet converses with goats and throws a fit at a tarot reading; she loves the intimacy of strangers during turbulent plane rides and has dark fantasies about the “hydrogen fruit” of nuclear fallout. Ultimately, these poems possess an affection for the doomed: false beloveds, the hounded earth, civilizations intent on their own ruin. Fernandes skillfully interrogates where to put our fury and, more importantly, where to direct our mercy.