Standaard Boekhandel gebruikt cookies en gelijkaardige technologieën om de website goed te laten werken en je een betere surfervaring te bezorgen.
Hieronder kan je kiezen welke cookies je wilt inschakelen:
Technische en functionele cookies
Deze cookies zijn essentieel om de website goed te laten functioneren, en laten je toe om bijvoorbeeld in te loggen. Je kan deze cookies niet uitschakelen.
Analytische cookies
Deze cookies verzamelen anonieme informatie over het gebruik van onze website. Op die manier kunnen we de website beter afstemmen op de behoeften van de gebruikers.
Marketingcookies
Deze cookies delen je gedrag op onze website met externe partijen, zodat je op externe platformen relevantere advertenties van Standaard Boekhandel te zien krijgt.
Je kan maximaal 250 producten tegelijk aan je winkelmandje toevoegen. Verwijdere enkele producten uit je winkelmandje, of splits je bestelling op in meerdere bestellingen.
Une décennie après avoir dévoilé le secret de l'identité de l'Adepte Fulcanelli, Walter Grosse clarifie, enfin, toutes les zones d'ombre quant à l'apparente « présence » du maître alchimiste des années après sa mort. Pour certains auteurs, notamment Adrien N., qui, dans son remarquable ''Rapport Fulcanelli'' (2013), affirme que même si Paul Decoeur correspond à une partie des indices laissés par le fidèle disciple Eugène Canseliet, il ne remplit pas TOUTES les conditions de son témoignage. Walter Grosse s'interroge alors sur ces conditions que ne remplit pas l'hypothèse Decoeur à savoir le fait que l'on croit qu'il soit toujours vivant des années après sa mort. En effet comment « le Fulcanelli de 1924 à 1952 » pourrait-il être l'ingénieur Paul Decoeur, si celui-ci mourut au printemps 1923 ?