
Ook op haar 82ste staat er nog steeds geen rem op Isabel Allende. Haar historische roman ‘Mijn naam is Emilia del Valle’, over een moedige journaliste die verslag uitbrengt van de Chileense burgeroorlog eind 19de eeuw, is opnieuw een pareltje.
Het leven van hoofpersonage Emilia vertoont opvallend veel gelijkenissen met het uwe. Toeval?
“Ze is inderdaad ook journaliste en schrijfster en heeft, net als ik, geen enkele band met haar biologische vader. Nochtans dacht ik echt niet aan mezelf toen ik Emilia verzon, dat zweer ik! Ik denk dat alle schrijvers zich nu eenmaal laten inspireren door hun eigen ervaringen en de mensen die ze onderweg ontmoeten.”
U heeft, net als Emilia, enkele jaren als journaliste gewerkt. Mist u die tijd soms?
“Niet echt, want eigenlijk was ik helemaal niet zo’n goede journaliste. Ik hield me te weinig aan de feiten en had veel te veel fantasie. Maar alles wat ik in de journalistiek heb geleerd, komt vandaag nog steeds van pas bij het schrijven van mijn romans. Hoe je research doet, hoe je een tekst vormgeeft en vooral: hoe je de aandacht van de lezer van het begin tot het einde vasthoudt.”
“Ik was niet zo’n goede journaliste: ik hield me te weinig aan de feiten en had veel te veel fantasie” —Isabel Allende
Emilia is – zeker voor haar tijd - een sterke, onafhankelijke vrouw, wat haar lang niet door iedereen in dank wordt afgenomen.
“Emilia kiest er op een bepaald moment bewust voor om een ‘slechte vrouw’ te zijn, want goede vrouwen werden in haar tijd gewoon vergeten door de geschiedenis. Dat herken ik wel. Ik wilde ook dat mijn dochter meer kansen in het leven zou krijgen en heb daar hard voor gevochten.”
Ook als schrijfster heeft u lang moeten vechten voor uw plaatsje tussen de mannelijke auteurs.
“Ja, toen ik begon met schrijven zei mijn uitgever: ‘Isabel, je zal twee keer zoveel moeite moeten doen als je mannelijke collega’s om maar de helft van hun succes te kennen’. Dat bleek niet gelogen. (lacht) Gelukkig krijgen vrouwelijke schrijvers vandaag al meer aandacht dan vroeger. Al zijn we er volgens mij nog lang niet…”